Aan het eind van de maand is mijn geld altijd op. |
Achter de wolken schijnt de zon. |
Achter deze zin komt een punt. |
Aisha waast haar baby. |
Ali mag met zijn vader mee naar Schiphol. |
Ali viel in slaap, hij was erg moe. |
Allen wegen licht naar Rome. |
Als iets ingewikkeld is dan is het moeilijk |
Als ik ha winkelen koop ik vaak schoenen. |
Als ik op reis ga neem ik mijn koffer mee |
Als je iets niet weet dan moet je het vragen |
Als je niet opschiet zul je te laat zijn. |
Als kind wilde ik altijd naar het strand gaan. |
Als ze tenminste op tijd zijn. |
Amerika voetbalt vanavond tegen Marokko |
Anders nog iets ? |
Bemoei je er met mee. |
Bemoei je met je eigen zaken! |
Ben je bang voor die grote hond? |
Ben je getrouwd? |
Beter een half ei dan een lege dop. |
Bij dat ongeluk is hij aan de dood ontsnapt |
Bij de gemeente kun je je paspoort ophalen |
Bij de supermarkt kan je van alles krijgen. |
Bij uitzondering hebben we vandaag geen huiswerk |
Binnen een uur waren we klaar met de repetitie |
Blijf op je plaats zitten |
Chinees is moeilijker dan Nederlands |
Daar heb ik nog nooit van gehoord. |
Daar heeft u gelijk in |
Daar kopen we vis en vlees |
Daar krijg je betere kwaliteit en tegen een goede prijs |
Daar kun je naar fluiten. |
Daar was een hoge heg tussen mijn huis en de tuin. |
Dan hoort hij de stem van zijn vriend achter zich. |
Dat doet de deur dicht! |
Dat gaat per ongeluk |
Dat grapje loopt uit de hand |
Dat is een mooi verhaal. |
Dat is een probleem dat opgelost moet worden. |
Dat is heel wat sneller dan met de auto |
Dat is in orde |
Dat is niet goed geregeld. |
Dat is toch niet mijn probleem. |
Dat kan bij het loket of bij de automaat |
Dat kan iedereen wel zeggen. |
Dat kan wel kloppen. |
Dat komt goed uit |
Dat komt voor elkaar |
Dat kun je op je vingers natellen. |
Dat potlood is van hem |
Dat schilderij herinnert mij aan vroeger. |
Dat stond in de krant van gisteren. |
Dat was een pijnlijke vergissing! |
De aardappels zijn op! |
De Amerikanen reizen naar de planeten |
De appels zijn hard, ze zijn nog niet rijp. |
De bananen kosten 50 cent per stuk |
De bel gaat om acht uur |
De bloemetjes buiten zetten. |
De buren hebben een mooie auto. |
De chauffeur vraagt om in de bus niet te roken |
De chirurg wist na de operatie niet wat hij moest zeggen. |
De dief ging de politie met een mes te lijf |
De druppel die de emmer doet overlopen. |
De eend zwemt lekker in het water. |
De eerste klap is een daalde waard. |
De fabriek ontslaat een aantal arbeiders |
De gemeenteraad noemen we het parlement |
De hond is in een diep gat gevallen. |
De hond kan hard blaffen |
De hond schrok van het vuurwerk |
De huisarts heeft elke dag tot tien uur spreekuur |
De inbreker steelt het geld uit de kluis |
De jongen schopt de bal in het doel |
De jongens gaan vanmiddag voetballen |
De jongste kinderen zitten in groep 1 |
De kapper scheert zijn klanten. |
De kinderen hebben een schoolplein om op te spelen |
De kinderen hebben vrij, ze hoeven niet naar school. |
De kinderen komen vanavond bij ons eten |
De kinderen vinden sinaasappels lekker |
De kinderen zingen een lied |
De klok loopt goed |
De koopman weegt de appels met een weegschaal |
De krant geeft commentaar op het nieuws |
De leerlingen barstten in lachen uit |
De leerlingen blijven op deze scholen |
De leerlingen lachen om de grap van de leraar |
De leerlingen schuiven de stoelen onder de tafels |
De leraar engels is vandaag niet op school |
De leraar engels is vandaag niet op school, hij is ziek |
De leraar geeft veel huiswerk. |
De lerares belooft op bezoek te komen |
De lerares vergiste zich in mijn naam. |
De lift is buiten werking |
De man heefte de supermarkt gesloten. |
De markt is alleen vandaag gesloten. |
De meel voor de brood we hebben in de molen gemaakt. |
De meester denkt er nog over na |
De meester komt om negen uur op school |
De meester veegt het bord schoon |
De mens bestaat voor 70% uit water |
De mooi weiland en vele dieren ik heb gezien. |
De muizen vreten van de kaas |
De oude dame past op haar kleinkinderen |
De politie brengt haar naar het ziekenhuis |
De prijs van kool is hoger dan een week geleden |
De puntjes op de I zetten. |
De regering heeft de uitkeringen verhoogd |
De rijke man deed zich voor als een bedelaar |
De ruzie gaat over een gum |
De school begint altijd om 8 uur. |
De soldaten vechten tegen de vijand. |
De studenten zien tegen de professor op |
De supermarkt is om de hoek |
De tandarts heeft twee kiezen getrokken |
De telefoon is in gesprek |
De timmerman meet de lengte van de balk |
De toetsen staan voor de deur |
De trein is 5 minuten te laat. |
De trein naar Parijs vertrekt van perron 4 |
De treinen rijden naar die steden |
De tuinman graaft een kuil voor een nieuwe boom |
De tuinman heeft de planten verplaatst |
De vakantie is achter de rug |
De verjaardag van Niels wordt altijd gevierd |
De vogel blijft op een hoge tak zitten. |
De vogel is naar het zuiden gevlogen. |
De vogel vliegt door de lucht |
De volgende keer beginnen we hier. |
De volgende keer betaal ik. |
De vrouw ruilt haar jurk in voor een andere. |
De zanger mag met een orkest optreden |
De zoon is te laat ondergegaan. |
Denk je aan je huiswerk? |
Deze broek staat me niet. |
Deze familie heeft twee huizen gerenoveerd. |
Deze korte broek past niet. |
Deze melk is niet goed meer. |
Deze rechthoek is vier bij vijf centimeter |
Deze straat komt uit op het stationsplein |
Die jongen is erg handig met naald en draad |
Die jongens hebben ons bestolen |
Die opmerking viel helemaal verkeerd. |
Die school is erg groot |
Die vertrekt elk half uur vanuit Rotterdam |
Die vind ik in de supermarkt veel te duur |
Dieren vechten vaak met elkaar |
Dit boek bestaat uit drie delen |
Dit boek gaat over de geschiedenis van Amerika. |
Dit is twee euro teveel. |
Dit zijn eieren van onze kippen |
Doe je het licht uit als je weggaat ? |
Doe jij de deur op slot als je straks vertrekt? |
Door de harde regen zijn veel planten beschadigd. |
Door deze straat kom je bij het station |
Een ander huis zoeken is voor later zorg |
Een auto rijdt een man aan |
Een bromfiets rijdt snel maar een motor rijdt sneller |
Een citroen is zuurder dan een sinaasappel |
Een goed begin is het halve werk. |
Een jaar geleden waren er meer bomen en planten in het bos. |
Een papegaai houdt van nazeggen |
Een zoon woont nog bij ons thuis. |
Eens even op de klok kijken |
Eerlijk duurt het langst. |
Eigenlijk doe ik dat liever niet. |
Elk huisje heeft zijn kruisje. |
Elke plaats is makkelijk te bereiken |
Els doet de tuin voor haar plezier |
Er komt nog vijftien euro kosten bij |
Er loopt een fluitende jongen in de gang |
Er wonen veel mensen in mijn land |
Er zijn hier drie of vier opleidingen |
Fred moet deze week de boodschappen betalen |
Ga je mee ? |
Ga je mee naar buiten? |
Ga je morgen mee naar het strand, het wordt lekker weer. |
Ga op je hurken zitten |
Geen rozen zonder doornen. |
Gelukkig heb ik mijn portemonnee nog gevonden |
Gezelligheid kent geen tijd. |
Gister regende het. |
Gisteren mocht de boer zijn heg niet snoeien. |
Haar lievelingskleur is donkerblauw |
Haar vader heeft al 25 jaar hetzelfde beroep |
Haar vader is boos op de kinderen |
Hallo! Hoe gaat het met je ? |
Han wordt dokter in India |
Hassan komt uit marokko |
Heb je een pen bij je? |
Heb je het al gehoord ? |
Heb je je tong verloren? |
Heb je pillen tegen misselijkheid? |
Heb je veel geld over ? |
Heb jij dat gebouw zien afbranden? |
Heb jij mijn tas ergens zien staan ? |
Heb jij ook zo’n trek in een ijsje ? |
Heb jij toevallig geld bij je ? |
Hebben is hebben, krijgen is de kunst. |
Hebben jullie mijn sleutels gezien ? |
Heeft u terug van vijftig ? |
Heeft u terug van vijftig euro? |
Hein haalt suiker en snoepjes bij de supermarkt. |
Hein haalt suiker en snoepjes in de supermarkt |
Henk zit steeds naar Tineke te gluren |
Het boek gaat over een reus |
Het boek is nog niet uit. |
Het energiebedrijf betaal ik per twee maanden |
Het ergste is nu achter de rug |
Het eten was verrukkelijk. |
Het fietsenhok is achter de school |
Het gebeurde tien jaar geleden. |
Het geld komt op de rekening van het bedrijf |
Het geld ligt op tafel. |
Het hagelde verlenden winter. |
Het heeft vandaag hard geregend |
Het ijs is gebroken. |
Het is erg belangrijk om Nederlands te leren |
Het is erg koud in de winter |
Het is hier benauwd. |
Het is maar hoe je het bekijkt |
Het is maar hoe je het bekijt. |
Het is niet helemaal gegaan zoals we (het?) verwacht hadden. |
Het is niet helemaal gegaan zoals we bedoeld hadden. |
Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden. |
Het is niet waar wat je zegt! |
Het is opgehouden met regenen |
Het kind kwam onder een auto |
Het kind ligt op de grond te tekenen |
Het kind ontmoette zijn vriendje bij de beek. |
Het kind zuigt de limonade door een rietje |
Het meisje leeft gescheiden van haar ouders |
Het meisje was trots op haar nieuwe schoenen |
Het moet in december klaar zijn. |
het moet in januari klaar zijn |
Het paard de wagen spannen. |
Het paard rende op het gras. |
Het pakje is zwaar, het weegt 5 kilo. |
Het schilderij hangt aan de muur |
Het schilderij hangt in een museum. |
Het schrift is gevallen, het ligt op de grond. |
Het spijt me, dat is uitverkocht. |
Het spijt me, we zitten helemaal volgeboekt. |
Het stormde veel afgelopen najaar. |
Het vliegtuig kwam naast de baan terecht. |
Het vliegtuig landt op het vliegveld. |
Het vriest vannacht |
Het waaide erg hard van morgen. |
Het zal me een worst wezen |
Het zou fantastisch zijn als je mee gaat |
Hier kan ik écht niet aan beginnen. |
Hier vult u uw persoonlijke gegevens in |
Hij bidt vijf keer per dag |
Hij danst de hele avond. |
Hij danste de hele avond. |
Hij gaat fietsend naar school. |
Hij gaat ieder weekend vissen. |
Hij geeft het boek terug aan zijn leraar |
Hij gelooft zijn ogen niet |
Hij had beter moeten weten. |
Hij had de hele avond gedanst. |
Hij heeft de hele avond gedanst. |
Hij heeft de hele zomer vakantie bij de zee doorgebracht. |
Hij heeft een brief zitten schrijven |
Hij heeft geen trek in kaas |
Hij heeft genoeg van die melk |
Hij heeft in de zee gezwommen. |
Hij heeft mijn fiets geleend |
Hij heeft trek in een broodje |
Hij heeft verstand van tuinieren. |
Hij heeft weinig vrienden op school. |
Hij heeft zich nog nooit gebrand. |
Hij heeft zin in een biertje |
Hij herinnert zich de naam van dat meisje niet |
Hij houdt alles voor zich |
Hij is een beetje dom geweest. |
Hij is een gevoelige jongen |
Hij is geslaagd voor zijn rijexamen |
Hij is heel erg boos op zijn broer |
Hij is naar het eiland gezwommen. |
Hij is vandaag laat thuis gekomen |
Hij kent het verschil niet tussen mijn een dijn. |
Hij ligt op de grond te tekenen |
Hij lijdt aan een ernstige ziekte |
Hij loopt niet in zeven sloten tegelijk. |
Hij loopt op zijn tenen |
Hij moet hard werken om nog op tijd klaar te kunnen zijn. |
Hij moet het wat rustiger aan gaan doen. |
Hij passeert mij met een rotvaart |
Hij raadt het antwoord. |
Hij raadt naar het antwoord. |
Hij rookt wel twintig sigaretten per dag. |
Hij studeert aan de universiteit |
Hij trekt zijn trui uit |
Hij vraagt de juf om hulp |
Hij wordt verdacht van diefstal |
Hij zit op zijn geld. |
Hoe gaat het? |
Hoe kon dat zo gebeuren? |
Hoe laat is het? |
Hoe laat vertrekt de trein naar Amsterdam ? |
Hoe zag hij eruit? |
Hoe zat dat ook alweer ? |
Hoeveel kost dat? Weet ik veel |
Hoeveel mensen heb je uitgenodigd? |
Hoeveel verdien jij per uur? |
Hoge bomen vangen veel vind. |
Iedereen kiest zelf een opleiding |
Iedereen wil in augustus op vakantie |
Iemand de laang uitsturen. |
Iemand die naar het bos liep was later verdwaald. |
Iemand die veel geld heeft is rijk |
Iemand voor de karretje spannen. |
Ik begrijp het formulier niet helemaal |
Ik begrijp het niet. |
Ik beloof je morgen te bellen |
Ik ben aan een kopje koffie toe |
Ik ben aan het schrijven. |
Ik ben bezig met een examen |
Ik ben bezig met het platfond van mijn huis te verven. |
Ik ben bezig met het schilderen van mijn huis |
Ik ben bezig met schrijven. |
Ik ben blij dat het erop zit. |
Ik ben de hele dag aan jou aan het denken. |
Ik ben de hele dag bezig met je te denken. |
Ik ben een examen aan het maken. |
Ik ben eindelijk achter de waarheid gekomen |
Ik ben er niet in geïnteresseerd |
Ik ben erg op hem gesteld |
Ik ben erg sportief aangelegd |
Ik ben goed in dictee en rekenen |
Ik ben het platfond van mijn huis aan het verven. |
Ik ben iemand die snel kan beslissen |
Ik ben in het bezit van een nieuwe fiets |
Ik ben in Marokko geboren, maar ik woon er niet meer |
Ik ben klaar met mijn werk |
Ik ben mijn portemonnee verloren. |
Ik ben mijn stem kwijt |
Ik ben na de les naar huis gegaan. |
Ik ben niet tevreden met dit cijfer |
Ik ben niet van plan om te stoppen met leren |
Ik ben trots op mijn zoon |
Ik ben vanavond laat thuis, ik moet overwerken. |
Ik ben vandaag naar het park gelopen. |
Ik ben voor mijn examen geslaagd. |
Ik ben zeker van mijn zaak |
Ik bestel een spijkerbroek uit de catalogus |
Ik breng mijn fiets naar de fietsenmaker |
Ik denk dat het bijna twaalf uur is. |
Ik denk dat we naar rechts kunnen. |
Ik denk niet dat we nog op tijd komen. |
Ik doe de afwas nadat we gegeten hebben |
Ik doe er wel een papiertje om |
Ik doe het voor de grap |
Ik draag niet graag een zware tas |
Ik durf niet in het water te duiken |
Ik fiets elke dag ongeveer een uur |
Ik ga altijd door de week een keer zwemmen |
Ik ga even bloemen kopen. |
Ik ga lopend naar de bakker |
Ik ga lopend naar mijn werk. |
Ik ga morgen met mijn vader naar Amsterdam |
Ik ga na de les naar huis. |
Ik ga naar Nederland. |
Ik ga nog even mijn tanden poetsen. |
Ik ga straks naar school |
Ik gedraag mij niet goed als ik dronken zijn. |
Ik geef dit boek aan jou |
Ik had gisteren mijn boek vergeten |
Ik had hem dat advies nooit moeten geven. |
Ik had in Lima gewoond. |
Ik had niet zo laat naar bed moeten gaan. |
Ik heb daar helemaal geen zin in. |
Ik heb de auto daarachter geparkeerd. |
Ik heb een kat gehad toen ik kind was. |
Ik heb een mooi weiland en vele dieren gezien. |
Ik heb een mooie foto van mijn vriend |
Ik heb een nieuwe fiets en een oude |
Ik heb een poes als huisdier |
Ik heb geen kleingeld bij me. |
Ik heb geen tijd voor grapjes |
Ik heb geen trek in limonade |
Ik heb gehoord dat het volgende week mooi weer wordt. |
Ik heb genoeg van school |
Ik heb haar eergisteren nog gezien. |
Ik heb in Lima gewoond. |
Ik heb mij door vrienden laten verleiden tot gokken |
Ik heb mijn bloemen uit de tuin verkocht. |
Ik heb niets bijzonders bij me. |
Ik heb nooit geld bij me. |
Ik heb nu echt geen tijd voor je. |
Ik heb om kwart over elf een afspraak met meneer Jansen. |
Ik heb straks een afspraak. |
Ik heb trek in een loempia |
Ik heb twee koffers. |
Ik heb vandaag in het park gelopen. |
Ik heb vannacht slecht geslapen. |
Ik hoop niet dat het straks gaat regenen. |
Ik hoop niet dat het zo blijft |
Ik hoop op een goed cijfer |
Ik hoor de wekker niet tikken |
Ik hou hem in de gaten |
Ik hou mijn zusje in de gaten |
Ik hou mijn zusje in de gaten |
Ik hou van deze muziek, ik vraag deze plaat aan. |
Ik hou van jou. |
Ik hou van spelletjes spelen op de computer |
Ik kan al wat Nederlands lezen |
Ik kan een beetje Nederlands schrijven |
Ik kom gelukkig nooit te laat op mijn werk. |
ik kom zo snel mogelijk |
Ik leer Nederlands voor mijn plezier |
Ik liep je de hele dag te bellen. |
Ik logeer bij mijn oma |
Ik logeer bij mijn oma |
Ik loop de hele dag aan jou te denken. |
Ik lust wel een wijntje |
Ik maak me zorgen over haar |
Ik moet een nieuwe bril. |
Ik moet nog even boodschappen doen. |
Ik moet nog snel boodschappen doen. |
Ik moet nu gaan, anders kom ik te laat. |
Ik moet plassen. |
Ik moet vandaag nog veel doen. |
Ik neem een aspirine tegen de hoofdpijn |
Ik praat liever niet tegen hem |
Ik raad naar het goede antwoord |
Ik reken op je hulp |
Ik schaam me voor mijn vuile handen |
Ik schaamde me toen ik het antwoord niet wist |
Ik schaamde me zo toen ik het antwoord niet wist. |
Ik slaag voor mijn examen. |
Ik slaagde voor mijn examen. |
Ik spaar mijn geld op voor een brommer. |
Ik speel met mijn neefje in de speeltuin |
Ik spreek mijn vriend elke dag |
Ik sta het platfornd van mijn huis te verven. |
Ik studeer samen met mijn vrienden in dezelfde stad |
Ik trek vandaag mijn spijkerbroek aan |
Ik twijfel aan de waarheid van dit verhaal |
Ik verdien geld met een krantenwijk |
Ik vind dit geen goed boek. |
Ik vind gekookte eieren lekker |
Ik vind het leuk met mensen om te gaan. |
Ik vindt dat een leuk meisje. |
Ik vindt dat geen aardige jongen. |
Ik voel me al weer een stuk beter. |
Ik voel me niet helemaal lekker vandaag. |
Ik voel me vandaag niet zo lekker. |
Ik was de hele dag bezig met je te bellen. |
Ik was je de hele dag aan het bellen. |
Ik was vaak te laat op mijn werk. |
Ik weet het niet. |
Ik weet niet hoe dat kon gebeuren. |
Ik werk met vijftig man op 1 afdeling |
Ik werk vijf dagen per week, acht uur per dag |
Ik wil graag politieagent worden |
Ik wil graag twee dozen aardbeien |
Ik wil je even wat vragen. |
Ik wil je wens vervullen |
Ik woon in het centrum van de stad |
Ik woon in Lima. |
Ik woon naast de drogist |
Ik woon samen met mijn familie in een dorp |
Ik woon samen met mijn vriend |
Ik woonde in Lima. |
Ik zal blij zijn als het eindelijk weekend is. |
Ik zit een examen te maken. |
Ik zit te schrijven. |
Ik zou niet meer alleen naar huis gaan als ik u was. |
In de herfst vallen de bladeren van de bomen |
In de zomer gaan veel mensen op vakantie |
In die school wordt vanmiddag een feest gegeven |
In geval van nood moet je 112 bellen |
In het buitenland schijnt de zon vaker dan in Nederland |
In Indonesië is het altijd warm |
In Indonesië verbouwen ze veel rijst |
In Nederland gebruiken we elke meter land |
In Turkije zwemmen de jongens in de rivier. |
Is dat huis te koop of te huur? |
Is er vanavond nog wat op de televisie ? |
Is het goed als ik wat later kom ? |
Jan doet soms suiker door de soep |
Jan haastte zich om de trein halen. |
Jan is liever buiten dan binnen |
Jan krijgt geen genoeg van zwemmen |
Jan snijdt met het mes. |
Jan snijdt zich met het mes. |
Jan staat naar de televisie te kijken |
Je geeft het energiebedrijf een machtiging |
Je hebt groot gelijk |
Je hoeft bij deze dokter niet te wachten |
Je kunt geen ijzer met handen breken. |
Je kunt geld storten op een rekening |
Je kunt het beste automatisch betalen |
Je kunt ook telefonisch een afspraak maken |
Je mag hier maar 80 rijden |
Je mag in de bus niet roken |
Je moest die zaden niet eten. |
Je moet daarvoor op het postkantoor zijn |
Je moet geen oude koeien uit de sloot halen |
Je moet hem ’s morgens met rust laten |
Je moet je niet met die jongen inlaten |
Je moet niet zo uit je slof schieten |
Je moet onder aan de bladzijde kijken |
Je ontmoet gewoonlijk allerlei soorten mensen. |
Je weet wel zo ‘n kleine computer |
Je zal je niet met mijn werk bemoien. |
Je zoekt dan in je portemonnee klein geld |
Je zou eens beter op je woorden moeten letten. |
Je zou het wat rustiger aan moeten doen. |
Je zou vandaag een jas aan moeten doen. |
Jij bent aan het praten. |
Jij bent bezig met praten. |
Jij gaat morgen naar de dokter |
Jij hebt ook altijd wat ! |
Jij kan dat mooi in je zak steken |
Jij loopt me altijd voor de voeten |
Jij moet je bord leeg eten |
Jij staat te praten. |
Jij stond voor aap |
Jullie hebben goed gewerkt |
Jullie moeten je fiets nu repareren. |
Jullie vinden die boeken niet mooi |
k heb een nieuwe fiets en een oude |
k heb kou gevat |
Kan dat niet wat sneller. |
Kan er iemand een dokter bellen ? |
Kan iemand misschien een dokter bellen ? |
Kan ik me even voorstellen ? |
Kan ik u straks even terugbellen, het komt nu niet uit. |
Kan ik voor morgen een tafel reserveren ? |
Kan je iets meer over jezelf vertellen ? |
Kan je me die schroevendraaier even aangeven. |
Karim kijkt graag naar de Nederlandse televisie |
Karin pikt iets van mijn bord |
Kees heeft een tien voor de repetitie. |
Kees heeft verstand van computers |
Kijk naar het woord |
Kijk nou toch eens uit wat je doet. |
Kijk uit voor de hete thee |
Kleine dingen betaal je meestal contant |
Koop je daar ook kleren en schoenen? |
Kun je me dat nog eens uitleggen ? |
Kunnen we er niet over praten ? |
Kunt u dat nog eens herhalen. |
Kunt u me daar wat meer over vertellen ? |
Kunt u mij vertellen hoe laat het is? |
Kunt u op een andere dag niet terugkomen ? |
Kunt u wat langzamer praten |
Laagland betekent dat er geen bergen zijn |
Lag je tot negen uur te slapen? |
Lange tenen hebben. |
Lange vingers hebben. |
Later als je groot bent mag jij ook |
Let op je rug |
Lisa heeft ruzie met haar oudere broer |
Mag het iets meer zijn ? |
Mag ik even kijken? |
Mag ik me even voorstellen ? |
Mag ik u enkele vragen stellen? |
Mag ik van u de rekening ? |
Mag ik van u een bos tulpen ? |
Mariam gaat het liefst elke dag winkelen |
Marianne is een meisje. Ze is twaalf jaar |
Marjolijn heeft het fietsen onder de knie |
Mehmet gaat naar de groenteman, hij koopt appels |
Merel trekt haar sok aan |
Met de hoed in de hand komt door het hele land. |
Met kerstmis sneeuwde het in Nederland. |
Mevrouw Jansen gaat naar de tandarts |
Mijn auto is in goede staat |
Mijn broer doet gewoonlijk de afwas |
Mijn broertje en ik gaan naar de Kermis |
Mijn buurman is rond de vijftig |
Mijn fiets heeft een lekke band. |
Mijn man en ik houden erg van paprika |
Mijn man heeft heel goed gekookt. |
Mijn man kokt heel goed. |
Mijn man kookte heel goed. |
Mijn mobiel is stuk. |
Mijn moeder brengt mij elke dag naar school |
Mijn moeder heeft een bloem getekend. |
Mijn moeder het huis aan het schoonmaken. |
Mijn moeder houdt veel van bloemen |
Mijn moeder is bezig met het huis schoon te maken. |
Mijn moeder is op leeftijd |
Mijn moeder kan niet tegen schelden |
Mijn moeder staat het huis schoon te maken. |
Mijn moeder tekende een bloem. |
Mijn moeder tekent een bloem. |
Mijn oma is 85 jaar. Ze is dus heel oud |
Mijn oma is op dat rode brommer gekomen. |
Mijn oma is op een rode brommer gekomen. |
Mijn oom uit Canada komt dit weekend op bezoek |
Mijn opa en oma wonen bij mij in de buurt |
Mijn opa en oma wonen in Turkije |
Mijn ouders gaan op bezoek bij de buren |
Mijn ouders hebben een nieuw huis gekocht. |
Mijn ouders kochten een nieuw huis. |
Mijn ouders kopen een nieuw huis. |
Mijn ouders zijn erg gelukkig met elkaar |
Mijn ouders zijn met vakantie naar Marokko |
Mijn schoonvader heeft met de hond gewandeld. |
Mijn schoonvader wandelde elke avond met de hond. |
Mijn schoonvader wandelt elke avond met de hond. |
Mijn sleutels liggen nog thuis |
Mijn tante uit Amerika komt overmorgen |
Mijn vader heeft gisteren mijn haar geknipt |
Mijn vader is achter in de vijftig |
Mijn vader werkt bij de supermarkt |
Mijn vriend is gek op speelfilms |
Mijn vriend wacht buiten op mij |
Mijn vriendin is aan het werk. |
Mijn vriendin woont om de hoek |
Mijn vriendin zit te werken. |
Mijn vriending is bezig met werken. |
Mijn vrouw past op de kinderen |
Mijn zoontje was in tranen |
Mijn zusje huilt bijna elke dag |
Mijn zusje van vier gaat naar de crèche |
Mijn zusje vouwt de was op |
Mijn zussen praten over ditjes en datjes |
Moeder doet boodschappen, ze koopt rijst en groente. |
Moet je horen wat er in de krant staat. |
Morgen is er weer een dag. |
Morgen moet hij op voor het examen |
Morgen neem ik een vrije dag. |
Na regen komt zonne schijn. |
Naar mijn mening wordt niet gevraagd |
Naar welke school gaat uw kind na de basisschool? |
Naar wie waren zij aan het luisteren? |
Nederland en Duitsland hebben tegen elkaar gevochten |
Nederland heeft de dichtste bevolking van Europa |
Nee hè, daar gaan we weer. |
Neem je dan gelijk wat melk mee ? |
Neem jij de telefoon even aan ? |
Neem jij wat geld mee? |
Niet met volle mond praten |
Nieuwe bezems vegen schoon. |
Om twaalf uur is het tijd om naar huis te gaan |
Onze dochter is al 15 jaar getrouwd |
Onze flat kijkt uit op de markt |
Onze kinderen hebben nog 1 oma |
Oorlog is het tegenovergestelde van vrede |
Op de basisschool zitten kinderen tot 12 jaar |
Op de fiets moet je uitkijken voor auto’s |
Op de markt koopt zij altijd sinaasappels |
Op donderdag heb ik pianoles |
Op mijn school zitten 1200 leerlingen |
Op woensdagmiddag zijn de schoolkinderen vrij |
Op zaterdag gaan we altijd naar de markt |
Op zondag zijn bijna alle winkels gesloten |
Opa gaat naar Amsterdam, hij gaat naar het consulaat. |
Opschieten! Tijd is geld |
Over een half uur komt er weer een vliegtuig. |
Over koetjes en kalfjes praten. |
Pas goed op je broertje |
Pas op dat je niet valt |
Pas op! Voorzichtig! |
Peter doet 1 keer per week boodschappen |
Peter speelt op school altijd in de zandbak |
Peter vergeet zijn jas aan te trekken |
Peter vindt een briefje van tien euro |
Petra is gek op zuurkool |
Resa woont op kamers |
Saida zit op school, ze leert Nederlands. |
Sam ruimt zijn kamer op |
Sander houdt niet van voetballen |
Sarah is blij met haar goede rapport |
Schiet op, zo kom je nog te laat op je werk. |
Schoonmaken doe ik niet voor mijn lol. |
Sinasappels zijn erg lekker ? |
Snel op je tenen getrapt zijn. |
Sommige leerlingen wonen buiten de stad |
Sommige mannen scheren zich nooit. |
Sommige mensen keuren dat gedrag niet goed |
Soms kan je beter zwijgen dan praten |
Soms was de sloot te vuil, dus konden we niet zwemmen. |
Sorry ik kan nooit op dinsdag |
Spreken is zilver en zwijgen is goud |
Spruitjes vindt ik niet lekker. |
Tante Truus komt morgen, ze is erg aardig. |
Tien tegen 1 dat we winnen |
Toch is mijn tas soms aardig vol |
Tot morgen, half 10 |
Tot nu toe heb je niets fout |
Tot ziens! |
Twee is teveel |
U gaat bij de volgende stoplichten linksaf |
U heeft te hard gereden. |
U krijgt over een paar dagen bericht |
U moet doorlopen tot aan het stoplicht |
U moet hier wachten. |
Uit de rivier kon je geen water drinken. |
Uit het zicht, uit het hart. |
Uit welk land komt u? |
Utrecht heeft ook een dichte bevolking |
Uw bankpas sturen wij via de post |
Van al mijn vrienden is John de aardigste |
Van harte beterschap! |
Vandaag heb ik anderhalve kilo paprika gekocht |
Vandaag is het een mooie dag. |
Vandaag is het zo warm dat de mussen van het dak vallen. |
Veel mensen vluchten voor oorlogsgeweld |
Vind je het goed als ik even je fiets leen ? |
Vind jij dat ook niet vervelend? |
Vind jij die jongens ook niet lastig ? |
Volgende keer beter. |
Volgende keer nemen we een paraplu mee. |
Volgende week gaan we met vakantie. |
Volgens mij heeft hij een oogje op je |
Volgens mij is ze gescheiden. |
Volgens mij moeten we die kant op. |
Voor al die dingen kunnen we op het postkantoor terecht |
Voor je vriend moet je opkomen |
Voorin de school is de kamer van de directeur |
Vorig jaar zijn we naar Marokko gevlogen |
Waar denk je aan / |
Waar een wil is, is een weg. |
Waar heb je het in hemelsnaam over ? |
Waar het hart vol van is, stroomt de mond van over. |
Waar is dat goed voor? |
Waar kijk je naar? |
Waar koop je een kaartje voor de trein? |
Waar zijn we gebleven? |
Waarom doet u dat nou ? |
Waarom zeg je niets? |
Wanneer ben je jarig ? |
Wanneer hebben we vakantie? |
Wanneer ik zware dingen koop ga ik op de fiets |
Wanneer kom je nu eens op bezoek? |
Wanneer ze wakker is de zon is gegaan. |
Waren er veel mensen op de vergadering? |
Wat ben je aan het doen? |
Wat is er aan de hand? |
Wat is je voornaam? |
Wat is uw adres? |
Wat krijgt u ook alweer van me ? |
Wat voeren jullie daar uit? |
Wat voor mensen doen zulke dingen? |
Wat was het resultaat van zijn toets? |
Wat zou je doen als je rijk was? |
We beginnen steeds in onze eigen taal te praten |
We gaan aan tafel |
we gaan daar de volgende les mee verder |
We gaan om de beurt met de auto |
We gaan vandaag ons huiswerk maken |
We hadden er geen erg in |
We hadden gisteren niet zoveel moeten drinken. |
We hebben de trein gemist. |
We hebben geen eigen keuken en badkamer |
We hebben het meel voor fit brood in de molen gemaakt. |
We hebben in februari een week vakantie |
We hebben om 8 uur afgesproken. |
We kijken uit naar de vakantie |
We krijgen maar weinig klachten. |
We moeten haast maken |
We moeten het wat rustiger aan gaan doen. |
We moeten morgen om drie uur bij de tandarts zijn. |
We moeten ons voor de voetbal treining opgeven. |
We waren blij toen we naar huis mochten. |
We zien geen oplossing voor uw probleem. |
We zitten aan tafel |
Wees toch voorzichtig! |
Weet u waar het stadhuis is? |
Welke kant gaan we op vanaf hier? |
Welke taart zou je willen hebben? |
Wie A zegt moet ook B zeggen. |
Wie is er aan de beurt? |
Wie niet waagt wie niet wint |
Wij hebben een klein huis gekocht |
Wij hebben een mooie tuin met bloemen |
Wij hebben vanmiddag in het bos gewandeld |
Wij hebben zin in een spelletje |
Wij krijgen morgen een examen voor wiskunde |
Wij proberen geen fouten te maken |
Wij strijden voor een beter milieu |
Wij vinden die man niet aardig |
Wij zien het vliegtuig hoog in de lucht |
Wij zijn vrienden door dik en dun |
Wij zitten gezellig samen te kletsen |
Wijs het woord maar aan |
Wil je een brief versturen? |
Wil je geld opnemen of een pakje versturen? |
Zal ik even met u meelopen ? |
Ze eten in Nederland veel aardappelen |
Ze gaan met de hele familie naar Turkije |
Ze geeft hem altijd de schuld |
Ze had een erg litteken op haar gezicht. |
Ze had een erg litteken op haar gezicht. |
Ze had een erg litteken op haar gezicht. |
Ze heeft in haar nek een afschuwelijk litteken zitten. |
Ze houdt niet van grapjes. |
Ze makken een mooi huis van hout. |
Ze woont in een huis voor oude mensen |
Ze zeggen dat geduld wordt beloond |
Ze zoeken weer ruzie |
Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen. |
Zeki gaat voetballen, hij is lid van een voetbalclub. |
Zet de radio eens wat zachter ! |
Zij brandt haar vingers aan de kachel. |
Zij gaan de bloemetjes buiten zetten |
Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen. |
Zij heeft veel invloed op haar vriendin |
Zij houdt haar broertje voor de gek |
Zij komt uit een grote familie |
Zij kon bijna niet wachten tot de week om was |
Zij kunnen heel goed zwemmen. |
Zij zitten met hun handen in het haar. |
Zij zullen hard moeten werken. |
Zijn er echt geen andere mogelijkheden? |
Zijn oom ligt op sterven. |
Zijn vrouw had voorkeur voor een huis buiten de stad. |
Zit toch niet zo te zeuren. |
Zorg dat je een paraplu mee neemt, het gaat vast regenen. |
Zou je dat wel willen? |
Zou jij dat even voor me willen doen? |
Zou u een beetje langzamer kunnen spreken? |
Zou u hier even willen wachten? |
Zou u me even willen helpen? |
Zulke dingen kopen we in een groot warenhuis |
Zullen we samen naar de bioscoop gaan? |
Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan. |
Zwemmen in de Noordzee is lekker fris. |
A little aid for those trying to survive the inburgering examen at their local Dutch embassy. Here you'll find some useful practice info, sample exams, links to audio files, etc. Make good use of all and spread the word to other lost souls in need of material to beat the immigration system. Good luck! BTW lines highlighted in RED are confirmed to come in some versions of the exam. Study those SPECIALLY.
Sunday 8 August 2010
Nazeggen
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment